Taal
We spitsten ons deze week vooral toe op de werkwoorden. Wat is de stam, de infinitief, hoe vervoeg ik een werkwoord in de tegenwoordige tijd, …
HEEL BELANGRIJK: in de tegenwoordige tijd kan ik enkel een “t” toevoegen.
Er bestaan verschillende werkwoorden:
* Werkwoorden die gewoon geboren zijn: zonder d of t bv. werken
* Werkwoorden die geboren zijn met een t: deze “t” komt in elke vorm van het werkwoord terug. Bv. Zitten: als ik het werkwoord “zitten” vervoeg, vind ik altijd de “t” terug.
* werkwoorden die geboren zijn met een d: deze “d” komt in elke vorm van het werkwoord terug. Bv. Worden: als ik het werkwoord “worden” vervoeg, vind ik altijd een “d” terug.
Rekenen
We rekenden de snelheid uit. Voor velen nog erg moeilijk. Snelheid wordt uitgedrukt in km per uur. Volgende week blijven we verder oefenen hierop.
Daarnaast gingen we verder met het meten en ook tekenen van hoeken: scherpe, rechte en stompe hoeken.
Een scherpe hoek is kleiner dan 90°, een rechte hoek is precies 90° en een stompe hoek is groter dan 90°.
Het is belangrijk dat de kinderen eerst gaan nadenken vooraleer ze een hoek tekenen: is het een scherpe, rechte of stompe hoek? Hoe zal hij er dus ongeveer uitzien? …
We bekeken ook welke waarde de verschillende cijfers in een getal hebben. Ze kunnen dit ook oefenen op de yurls.
Bv. 142,53 à de 1 heeft een waarde van 100 of H
à de 4 heeft een waarde van 40 of T
à de 2 heeft een waarde van 2 of E
à de 5 heeft een waarde van 0,5 of t
à de 3 heeft een waarde van 0,03 of h
We gingen ook aan de slag met de spin. Dit bleek voor velen erg verwarrend. Volgende week hernemen we dit.
1 opmerking:
Leuke tip voor taal (geboren) !!
Nu nooit geen d/t fouten meer!
groetjes
Sylvie
Een reactie posten